Geschiedenis 'Oale Roop'

Al voor de komst van het christendom werd er op de midwinterhoorn geblazen. Dit gebeurde voornamelijk om de vruchtbaarheidsgeest aan te roepen en de geesten te verjagen. Na de komst van het christendom werd hier het aankondigen van de geboorte van Christus aantoegevoegd. Doordat er met de midwinterhoorn een geluid gemaakt kan worden dat erg ver draagt werd het hoogstwaarschijnlijk ook gebruikt om elkaar te waarschuwen en om wilde dieren te verjagen.

Midwinterhoorns worden gemaakt uit een natuurlijk gekromde stam van berken-, wilgen-, of elzenhout. Deze stam is voor bewerking ongeveer 15 centimeter in doorsnede en 1,5 meter lang. Nadat het hout goed droog is wordt er met een bijl een soort mondstuk gevormd. Daarna wordt het hout in twee helften gespleten, die daarna uitgehold worden. Tot slot worden de twee helften weer aan elkaar bevestigd met behulp van houtlijm en wilgentakken (vooral ter decoratie). Op de hoorn wordt een mondstuk geplaatst, de “happe” genaamd. Deze wordt niet vast op de hoorn gemaakt, maar is een “los onderdeel”. Deze “happe” wordt van een takje van de vlierbes gemaakt, waaruit het binnenste gedeelte (wat van nature al zacht is) wordt verwijderd.

Volgens de traditie wordt de midwinterhoorn alleen bespeeld tussen de eerste advent en drie koningen, en het met meer dan één hoorn tegelijk blazen is niet toegestaan.

De Oale Roop bestaat uit een aantal rustig geblazen tonen die hierdoor op grote afstand hoorbaar zijn. De blazer begint altijd met twee tonen en sluit hier ook weer mee af. Zo weten andere blazers in de buurt dat wanneer ze op deze roep kunnen antwoorden en wordt er niet door elkaar geblazen. Elke buurtschap heeft zijn eigen variatie op de melodie.